Julies Boekenblog



julie.verbeeck@student.kdg.be

Koch, H. (2009). Het diner. (eigenlijke opdracht)

12-04-2015 12:43

E Vertelperspectief

Originele tekst

Toen ik van de wc terugkwam, heerste er aan onze tafel vooral stilte: een gespannen stilte die je onmiddellijk doet beseffen iets cruciaals te hebben gemist.
Ik was samen met de baard het restaurant weer in gelopen, hij voorop, waardoor ik de stilte pas opmerkte toen ik al vlak bij ons tafeltje was.
Of nee, het was iets anders wat het eerst mijn aandacht trok: de hand van mijn vrouw die diagonaal over het tafelkleed heen de hand van Babette vasthield. Mijn broer keek naar zijn lege bord.
En het was pas nadat ik me op mijn stoel had laten zakken dat het tot me doordrong dat Babette huilde. Een geluidloos huilen was het, met nauwelijks waarneembare schokjes van haar schouders, en een trilling in haar arm – de arm waarvan Claire de hand vasthield.
Ik zocht en kreeg oogcontact met mijn vrouw. Claire trok haar wenkbrauwen op en wierp een veelbetekenende blik in de richting van mijn broer. Die richtte juist op dat moment zijn hoofd op van zijn bord, keek mij schaapachtig aan en haalde zijn schouders op. ‘Nou, je treft het wel, Paul,’ zei hij. ‘Misschien had je beter nog wat langer op de wc kunnen blijven.’
Met een ruk trok Babette haar hand onder die van mijn vrouw vandaan, greep haar servet van haar schoot en wierp dit op haar bord.
‘Wat ben je toch een ongehoorde klootzak!’ zei ze tegen Serge en ze schoof haar stoel naar achteren. Het volgende ogenblik liep zij met grote passen tussen de tafeltjes door in de richting van de toiletten – of naar de uitgang, dacht ik bij mezelf. Maar het leek me onwaarschijnlijk dat zij ons zou laten zitten. Haar lichaamstaal, de ingehouden vaart waarmee zij zich tussen de tafeltjes door verwijderde, vertelde me dat zij erop hoopte dat iemand van ons haar achterna zou komen.
En inderdaad kwam mijn broer al half overeind uit zijn stoel, maar Claire legde een hand op zijn onderarm. ‘Laat mij maar even, Serge,’ zei ze en ze stond op. Ook zij haastte zich tussen de tafeltjes door. Babette was inmiddels geheel uit het zicht verdwenen, waardoor ik had gemist of zij voor de toiletten of de buitenlucht had gekozen.
Mijn broer en ik keken elkaar aan. Hij probeerde een slap glimlachje, maar het lukte niet echt. ‘Het is…’ begon hij. ‘Ze heeft…’ Hij keek om zich heen, bracht vervolgens zijn hoofd dichter naar het mijne. ‘Dit is niet wat je denkt,’ zei hij, zo zacht dat ik hem maar ternauwernood kon verstaan.
Er was iets met zijn hoofd. Met zijn gezicht. Het was nog wel hetzelfde hoofd (en hetzelfde gezicht), maar het was net of het los in de lucht hing, zonder duidelijke samenhang met een lichaam, of zelfs maar met een coherente gedachte. Hij deed denken aan een tekenfilmfiguurtje waar iemand net de stoel onder vandaan heeft geschopt. Het figuurtje blijft nog een ogenblik lang in de lucht hangen voordat het beseft dat de stoel er niet meer is.
Als hij met dit gezicht folders zou uitdelen op de markt, dacht ik bij mezelf, folders aan gewone mensen met de oproep toch vooral op hem te stemmen bij de komende verkiezingen, dan zou iedereen hem straal voorbijlopen. Het gezicht deed denken aan een splinternieuwe auto die, vers van de dealer, al bij de eerste hoek een paaltje schampt en een kras oploopt. Niemand zou zo’n auto willen.
Serge was opgestaan en had op de stoel tegenover mij plaatsgenomen. De stoel van Claire, van mijn vrouw. Ongetwijfeld voelde hij nu de op de zitting achtergebleven warmte van haar lichaam door de stof van zijn broek. Het was een gedachte die mij razend maakte.
 
Ander perspectief
Ik wandelde samen met de broer van Serge Lohman terug naar mijn tafeltje. Ik keek hem nog even aan en hoopte dat hij me nu al het signaal zou geven. Tevergeefs. Dus ging ik maar weer bij mijn dochter aan de tafel zitten. Je had haar gezicht moeten zien toen ik haar zei dat ze met Serge Lohman op de foto mocht. Het was lang geleden dat ik haar nog zo gelukkig gezien had. Dit was echt wat ze nodig had. En ik had gezorgd voor die glimlach. 
De ober kwam eraan met het hoofdgerecht. Hij bazelde iets over zelfgeplantte bessen, maar ik focuste me op de tafel van Serge Lohman. Meer bepaald op zijn broer. Wanneer ging hij me nu eindelijk het signaal geven? 
Dat is gek. Zijn vrouw huilt. De vrouw van zijn broer houdt haar hand vast en kijkt haar vol medelijden aan. Serge zei iets tegen zijn vrouw. Vast om haar te troosten. Wat is het toch een geweldige man! Hij krijgt vast en zeker mijn stem. 
Plots riep de vrouw: ‘Wat ben je toch een ongehoorde klootzak!’ Daarna stonden de twee vrouwen op en wandelden richting de toiletten. Ik kan me niet voorstellen dat Serge Lohman een klootzak is. Zeker niet als hij tijdens een persoonlijk diner toch tijd maakt voor mensen als mijn dochter en ik.
Serge ging over zijn broer zitten, op de plaats waar net nog de vrouw van zijn broer zat. Ze fluisterden tegen elkaar. Zouden ze het over onze foto met hem hebben? Ik focus me nu nog harder op hun tafeltje, in de hoop een signaal op te vangen. Opnieuw tevergeefs.